Voornaamste fiscale eindejaarstips voor publieke sector

Voornaamste fiscale eindejaarstips voor publieke sector

Het einde van het jaar komt snel dichterbij en daarom adviseren wij organisaties in de publieke sector graag over de belangrijkste fiscale aandachtspunten voor het einde van 2023. Welke wetgeving zorgt ervoor dat u nog dit jaar actie moet ondernemen? Of welke zaken kunt u juist het beste uitstellen? In dit artikel delen wij de belangrijkste fiscale eindejaarstips die u niet mag missen. Door gebruik te maken van deze tips kunt u uw fiscale positie optimaliseren en het nieuwe jaar goed beginnen.

We hebben de tips voor organisaties in de publieke sector verdeeld in vier categorieën: zorg, overheid, woningcorporaties en maatschappelijke organisaties. Om de belangrijkste tips per branche te zien, kunt u een tab naar interesse openvouwen door er op te klikken. Kunt u advies of hulp gebruiken bij één van onderstaande tips ? Als beste fiscale dienstverlener van 2023 kijken we graag met u mee. In een persoonlijk gesprek bespreken we bovendien waar u aan het einde van het jaar nog meer op kunt letten. Neem contact op via ons formulier of direct via uw BDO-contactpersoon.

 
  1. Stel dividenduitkeringen uit tot na 1 januari 2024; Veel instellingen in de publieke sector zijn niet of slechts beperkt belastingplichtig op het gebied van vennootschapsbelasting (vpb), bijvoorbeeld doordat zij een beroep doen op de zogenoemde ‘zorgvrijstelling’ of de activiteiten niet kwalificeren als ‘onderneming’ voor de vpb. In dat geval zijn dividenduitkeringen die zij ontvangen belast met 15% dividendbelasting. Deze moet worden betaald door de uitkerende vennootschap en kan vervolgens achteraf worden teruggevraagd bij de Belastingdienst. Op 1 januari 2024 treedt een inhoudingsvrijstelling in werking. Vanaf dat moment is geen dividendbelasting verschuldigd over dividenduitkeringen aan een niet-belastingplichtige aandeelhouder (zoals een zorginstelling of een gemeente), mits zij beschikken over een zogenoemde ‘kwalificatiebeschikking’. In dat geval is het dan ook niet langer nodig om dividendbelasting in te houden en terug te vragen. Dit zorgt voor een administratieve lastenverlichting. 
  2. Controleer of voor uw organisatie een renseigneringsverplichting geldt; Verricht uw organisatie betalingen aan derden in verband met door deze derden verrichte werkzaamheden (anders dan werknemers en vrijwilligers)? De Belastingdienst verzamelt informatie over betalingen die voor de ontvanger naar verwachting in de aangifte inkomstenbelasting tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden zullen behoren. Organisaties die als ’administratieplichtige’ worden aangemerkt en daarmee onder de reikwijdte van de nieuwe renseigneringsverplichting vallen, moeten de gegevens en inlichtingen over de verrichte betalingen voortaan digitaal aanleveren. Indien er binnen uw organisatie ook betalingen aan derden worden verricht, is het goed om te inventariseren of u de Belastingdienst hierover moet informeren. De gegevens over 2023 dienen uiterlijk op 31 januari 2024 bij de Belastingdienst te zijn aangeleverd.
  3. Controleer of medisch pedicures zonder btw aan u hebben gefactureerd; De Hoge Raad bevestigde in 2022 dat medisch pedicures, die ‘risicovoeten’ ten behoeve van diabetische voetzorg behandelen, de medisch btw-vrijstelling mogen toepassen. De Staatssecretaris van Financiën heeft daarop in 2023 in een besluit aangegeven dat medisch pedicures inderdaad onder de medische vrijstelling kunnen vallen voor de gezondheidskundige verzorging van de mens. Dat besluit lijkt iets ruimer uit te vallen dan enkel in het kader ‘voetverzorging voor personen met diabetes’. Maakt u gebruik van de diensten van medisch pedicures, dan adviseren wij om te beoordelen of zij afgelopen jaar inderdaad geen btw meer in rekening brengen. Is er wel btw aan u in rekening gebracht, dan kunt deze bij de medisch pedicure terugvragen. Dat kan een flinke besparing opleveren. 
  4. Ben alvast alert op mogelijke discussie btw-vrijstelling voor 24-uurszorg vanuit fiscale eenheid; Als binnen uw organisatie 24-uursdiensten (o.a. personenalarmering, bereikbaarheid, dwaaldetectie, luisterzorg en/of cameratoezicht) vanuit een afzonderlijke entiteit worden verricht (al dan niet binnen fiscale eenheid btw), dan is het verstandig om de mogelijke gevolgen van een ongunstige uitspraak in een lopende procedure alvast in kaart te brengen. Eind 2021 heeft het Hof in Den Bosch uitspraak gedaan in een casus met betrekking tot de btw-positie van een BV die ‘24-uurs zorg op afstand’ organiseert. Deze BV is als dochtermaatschappij opgenomen in een fiscale eenheid btw met onder andere een VVT-instelling (verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg). De diensten van de BV werden aangeboden aan cliënten van de fiscale eenheid btw én aan intramurale en extramurale cliënten van andere zorgorganisaties (buiten fiscale eenheid btw). Volgens het Hof zijn de 24-uursdiensten vrijgesteld van btw, omdat de toepassing van de zorgvrijstellingen op het niveau van de fiscale eenheid btw moet worden beoordeeld en niet op het niveau van de individuele BV. De staatssecretaris is in cassatie gegaan en de Advocaat-generaal heeft in haar conclusie aangegeven dat de vrijstelling wél op het niveau van de BV (als zelfstandige juridische entiteit) moet worden bepaald en de BV niet kan ‘meeliften’ op de vrijstellingen van de fiscale eenheid btw. Dat zou betekenen dat een (groot) deel van de 24-uurszorg toch btw-belast zou zijn. Wij verwachten dat de Hoge Raad deze conclusie niet volgt, maar adviseren om toch alvast eventuele nadelige gevolgen in kaart te brengen en te kijken naar mitigerende maatregelen. 
  5. Sorteer voor op mogelijk strenger verbod op beogen van winst sociaal-culturele vrijstelling btw; Verricht u sociaal-culturele prestaties vanuit een eenmanszaak, vof, maatschap of BV? Dan adviseren wij een mogelijke discussie met de Belastingdienst als gevolg van een recente gerechtelijke uitspraak te bespreken met uw BDO-adviseur. In april 2023 heeft de Hoge Raad een aantal arresten gewezen die (in de toekomst) een grote impact kan hebben op instellingen die de sociaal-culturele vrijstelling voor de btw toepassen. De Hoge Raad oordeelt namelijk dat eenmanszaken, vof’s, maatschappen en BV’s altijd winst beogen vanwege hun rechtsvorm. Naar onze mening is dit oordeel onjuist. Het antwoord op de vraag of systematisch naar winst wordt gestreefd, is bepalend om vast te stellen of sprake is van een winstoogmerk, niet de rechtsvorm waarin een onderneming wordt gedreven. Dit vraagt per ondernemer om een beoordeling van alle feiten en omstandigheden. Vanwege het ongenuanceerde oordeel van de Hoge Raad sluiten wij discussies met de Belastingdienst echter niet uit. Breng daarom zo snel mogelijk de eventuele gevolgen, tegenargumenten en oplossingsmogelijkheden in kaart. 
  6. Werkkostenregeling: Pas uw administratieve inrichting tijdig aan; Zoals ieder jaar wordt de werkkostenregeling ook per 1 januari 2024 op een aantal punten gewijzigd. Dit kan ertoe leiden dat u uw administratie moet aanpassen. De aanpassingen zien op de volgende punten:
    • Einde verruiming vrije ruimte per 2024; De vrije ruimte wordt berekend op basis van de fiscale loonsom van de werkgever. Hiervoor wordt de fiscale loonsom opgedeeld in twee schijven. Voor het kalenderjaar 2023 was het percentage dat wordt berekend over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom (de eerste schijf) verruimd naar 3,0%. Over het restant van de loonsom (de tweede schijf), werd een vrije ruimte van 1,18% berekend. Vanaf 2024 vervalt de tijdelijke verhoging en geldt voor de eerste schijf van 1,92%.
      Concernregeling
      De berekening van de vrije ruimte vindt plaats per inhoudingsplichtige, tenzij inhoudingsplichtigen de zogenoemde concernregeling toepassen. Indien de concernregeling wordt toegepast, wordt de vrije ruimte berekend door de loonsommen van de inhoudingsplichtigen die deel uitmaken van het concern bij elkaar op te tellen. Op basis van de totale fiscale loonsom wordt dan de vrije ruimte berekend. Hierdoor kan het opstappercentage van 1 3% in 2023 (en 1,92% in 2024) voor de berekening van de vrije ruimte slechts één keer worden toegepast. Aldus is het de vraag of toepassing van de concernregeling al dan niet voordelig is. Omdat het einde van het jaar 2023 nadert, lijkt dit een goed moment om een afweging te maken tussen de administratielastenverlichting bij toepassing van de concernregeling en het financiële voordeel dat kan worden behaald door niet de concernregeling tot te passen.
    • Verhoging maximale vrijstelling reiskosten; Op dit moment mag een werkgever met toepassing van de gerichte vrijstelling voor vervoer- en reiskosten € 0,21 per zakelijke kilometer met eigen vervoer onbelast vergoeden. Dit geldt ook voor het woon-werkverkeer. Het kabinet is voornemens het maximum van deze onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2024 te verhogen tot € 0,23 per zakelijke kilometer. 
    • Verruiming gerichte vrijstelling OV- abonnementen en voordeelurenkaarten; Naar verwachting wordt de regeling voor OV-abonnementen en voordeelurenkaarten (hierna: OV-kaarten) vereenvoudigd. Op dit moment worden door de werkgever ter beschikking gestelde OV-kaarten onder de werkkostenregeling anders behandeld dan wanneer deze (gedeeltelijk) worden vergoed of verstrekt. Voorgesteld wordt om het vergoeden, verstrekkingen en ter beschikking stellingen van OV-kaarten onder één gerichte vrijstelling te brengen. Hierbij is van belang dat de OV-kaart (in welke mate dan ook) ook voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer) wordt gebruikt. Als dat het geval is, hoeft een werkgever geen registratie van privé- en zakelijk gebruik meer bij te houden om in aanmerking te komen voor de gerichte vrijstelling.
  1. Stel dividenduitkeringen uit tot na 1 januari 2024; Veel instellingen in de publieke sector zijn niet of slechts beperkt belastingplichtig op het gebied van vennootschapsbelasting (vpb), bijvoorbeeld doordat zij een beroep doen op de zogenoemde ‘zorgvrijstelling’ of de activiteiten niet kwalificeren als ‘onderneming’ voor de vpb. In dat geval zijn dividenduitkeringen die zij ontvangen belast met 15% dividendbelasting. Deze moet worden betaald door de uitkerende vennootschap en kan vervolgens achteraf worden teruggevraagd bij de Belastingdienst. Op 1 januari 2024 treedt een inhoudingsvrijstelling in werking. Vanaf dat moment is geen dividendbelasting verschuldigd over dividenduitkeringen aan een niet-belastingplichtige aandeelhouder (zoals een zorginstelling of een gemeente), mits zij beschikken over een zogenoemde ‘kwalificatiebeschikking’. In dat geval is het dan ook niet langer nodig om dividendbelasting in te houden en terug te vragen. Dit zorgt voor een administratieve lastenverlichting. 
  2. Let op de vpb-aspecten bij het openen en afsluiten van grondexploitaties; Voor de vennootschapsbelasting is het grondbedrijf bij de meeste gemeenten het belangrijkste aandachtspunt. Het openen of afsluiten van grondexploitaties kan grote invloed hebben op de kwalificatie voor de vennootschapsbelasting van het grondbedrijf. Zo kan het openen of afsluiten van een grondexploitatie er toe leiden dat een winststreven (op basis van de ‘(Post-)QuickScan’) ontstaat, of juist niet langer sprake is van een winststreven. Daarnaast kan de timing van het openen van een grondexploitatie invloed hebben op de fiscale inbrengwaarde. Inventariseer daarom vóór het nemen van de definitieve beslissing tot openen of afsluiten van de grondexploitatie de gevolgen, kansen en risico’s met betrekking tot de vennootschapsbelasting in kaart te brengen. 
  3. Controleer of voor uw organisatie een renseigneringsverplichting geldt; Verricht uw organisatie betalingen aan derden in verband met door deze derden verrichte werkzaamheden (anders dan werknemers en vrijwilligers)? De Belastingdienst verzamelt informatie over betalingen die voor de ontvanger naar verwachting in de aangifte inkomstenbelasting tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden zullen behoren. Organisaties die als ’administratieplichtige’ worden aangemerkt en daarmee onder de reikwijdte van de nieuwe renseigneringsverplichting vallen, moeten de gegevens en inlichtingen over de verrichte betalingen voortaan digitaal aanleveren. Indien er binnen uw organisatie ook betalingen aan derden worden verricht, is het goed om te inventariseren of u de Belastingdienst hierover moet informeren. De gegevens over 2023 dienen uiterlijk op 31 januari 2024 bij de Belastingdienst te zijn aangeleverd.
  4. Vraag om compensatie van rente bij spiegelcorrecties; Het komt regelmatig voor dat gemeenten en provincies de btw verrekenen via het btw-compensatiefonds, terwijl de btw eigenlijk via de btw-aangifte in aftrek had moeten worden gebracht. Andersom komt uiteraard ook voor. De Belastingdienst is dan geen inkomsten misgelopen, maar de btw is w bij het ‘verkeerde potje’ geclaimd. Tot 1 januari 2024 is bij een dergelijke ‘spiegelcorrectie’ rente verschuldigd voor de terugbetaling aan de ene kant, terwijl voor de teruggave aan de andere kant geen rente wordt vergoed. Momenteel ligt er een wetsvoorstel om per 1 januari 2024 een compensatie voor deze rente in te voeren. Deze regeling zorgt ervoor dat bij een zogenoemde spiegelcorrectie (waarbij de Belastingdienst geen inkomsten is misgelopen) toch geen rente wordt betaald. Hiervoor zal in beginsel een verzoek moeten worden ingediend, maar waar mogelijk zal de Belastingdienst dat al uit eigen beweging doen, aldus het wetsvoorstel. Dient u tegen het einde van dit jaar nog een suppletie in, dan zal de Belastingdienst begin 2024 een naheffingsaanslag opleggen en daarbij (waarschijnlijk) rente in rekening brengen. Let er op dat u daarom de Belastingdienst verzoekt om vermindering van de rente (mits de regeling er per 1 januari 2024 ook daadwerkelijk is). 
  5. Controleer of de btw op kosten opvang Oekraïense vluchtelingen juist is toegepast; Omdat gemeenten voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen een wettelijke taak hebben, werd aangenomen dat de btw op de kosten hiervoor volledig compensabel was, tenzij sprake is van een specifieke verstrekking aan individuele vluchtelingen. Vanwege de toenemende discussies of sprake is van zo’n individuele verstrekking, is hiervoor landelijk een praktische afspraak gemaakt. Gemeenten kunnen 30% van de btw op de kosten voor de opvang compenseren via het Btw-compensatiefonds. Voor het overige deel van de btw kunnen gemeenten het Rijk vragen om een specifieke aanvullende uitkering. Voor transitiekosten geldt overigens voornoemde afspraak over de 30% niet, maar kunnen gemeenten individueel afspraken maken met de Belastingdienst. Wij adviseren om te beoordelen of de landelijke afspraak juist in uw administratie is verwerkt. Zo niet, dan moet de gecompenseerde btw aan het eind van dit jaar worden gecorrigeerd. Let op: de btw-gevolgen bij de opvang van niet-Oekraïense vluchtelingen zijn afwijkend. 
  6. Werkkostenregeling: Pas uw administratieve inrichting tijdig aan; Zoals ieder jaar wordt de werkkostenregeling ook per 1 januari 2024 op een aantal punten gewijzigd. Dit kan ertoe leiden dat u uw administratie moet aanpassen. De aanpassingen zien op de volgende punten:
    • Einde verruiming vrije ruimte per 2024; De vrije ruimte wordt berekend op basis van de fiscale loonsom van de werkgever. Hiervoor wordt de fiscale loonsom opgedeeld in twee schijven. Voor het kalenderjaar 2023 was het percentage dat wordt berekend over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom (de eerste schijf) verruimd naar 3,0%. Over het restant van de loonsom (de tweede schijf), werd een vrije ruimte van 1,18% berekend. Vanaf 2024 vervalt de tijdelijke verhoging en geldt voor de eerste schijf van 1,92%.
      Concernregeling
      De berekening van de vrije ruimte vindt plaats per inhoudingsplichtige, tenzij inhoudingsplichtigen de zogenoemde concernregeling toepassen. Indien de concernregeling wordt toegepast, wordt de vrije ruimte berekend door de loonsommen van de inhoudingsplichtigen die deel uitmaken van het concern bij elkaar op te tellen. Op basis van de totale fiscale loonsom wordt dan de vrije ruimte berekend. Hierdoor kan het opstappercentage van 1 3% in 2023 (en 1,92% in 2024) voor de berekening van de vrije ruimte slechts één keer worden toegepast. Aldus is het de vraag of toepassing van de concernregeling al dan niet voordelig is. Omdat het einde van het jaar 2023 nadert, lijkt dit een goed moment om een afweging te maken tussen de administratielastenverlichting bij toepassing van de concernregeling en het financiële voordeel dat kan worden behaald door niet de concernregeling tot te passen.
    • Verhoging maximale vrijstelling reiskosten; Op dit moment mag een werkgever met toepassing van de gerichte vrijstelling voor vervoer- en reiskosten € 0,21 per zakelijke kilometer met eigen vervoer onbelast vergoeden. Dit geldt ook voor het woon-werkverkeer. Het kabinet is voornemens het maximum van deze onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2024 te verhogen tot € 0,23 per zakelijke kilometer. 
    • Verruiming gerichte vrijstelling OV- abonnementen en voordeelurenkaarten; Naar verwachting wordt de regeling voor OV-abonnementen en voordeelurenkaarten (hierna: OV-kaarten) vereenvoudigd. Op dit moment worden door de werkgever ter beschikking gestelde OV-kaarten onder de werkkostenregeling anders behandeld dan wanneer deze (gedeeltelijk) worden vergoed of verstrekt. Voorgesteld wordt om het vergoeden, verstrekkingen en ter beschikking stellingen van OV-kaarten onder één gerichte vrijstelling te brengen. Hierbij is van belang dat de OV-kaart (in welke mate dan ook) ook voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer) wordt gebruikt. Als dat het geval is, hoeft een werkgever geen registratie van privé- en zakelijk gebruik meer bij te houden om in aanmerking te komen voor de gerichte vrijstelling.
  1. Inventariseer de gevolgen van de opzegging van VSO2; De Belastingdienst heeft per 1 januari 2023 de VSO2 voor woningcorporaties opgezegd. Dit betekent dat de afspraken uit de VSO niet meer van toepassing zijn op boekjaar 2023. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de opzegging met name impact op de ‘WOZ-opwaardering’ en de regeling voor gemengde projecten. Voor de bepaling van de omvang van de op- en afwaardering kan namelijk niet langer worden aangesloten bij de WOZ-waarden, maar moet worden teruggevallen op de hoofdregel binnen de fiscale winstbepaling: de ‘bedrijfswaarde’. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat het restant-opwaarderingspotentieel volledig in 2023 moet worden teruggenomen ten bate van het fiscaal resultaat. Wij adviseren om te beoordelen wat de impact van de opzegging is op de vpb-positie van uw corporatie en te borgen dat de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2023 hoog genoeg is ter voorkoming van belastingrente. 
  2. Controleer de verwerking van heffingsverminderingen verhuurderheffing; Verhuurders van méér dan 50 sociale huurwoningen zijn over de jaren tot en met 2023 verhuurderheffing verschuldigd. Voor bepaalde investeringen kunnen verhuurders een vermindering op de verschuldigde verhuurderheffing krijgen. In de praktijk bestond lange tijd discussie over hoe de heffingsverminderingen in de aangifte vennootschapsbelasting moeten worden verwerkt. De Hoge Raad heeft in juli 2022 geoordeeld dat de heffingsverminderingen als zogenoemde ‘investeringssubsidie’ moeten worden afgeboekt van de boekwaarde van de met de heffingsverminderingen samenhangende investeringen. Dit betekent dat de ‘bruto verhuurderheffing’ ten laste van het fiscale resultaat mag worden gebracht. Deze verwerkingswijze is voordelig voor woningcorporaties. Daarnaast heeft de Kennisgroep van de Belastingdienst het standpunt ingenomen dat eventuele correcties van heffingsverminderingen die zijn ontvangen in jaren waarin de aanslagen reeds onherroepelijk vast staan mogelijk is op basis van de zogenoemde ‘foutenleer’. Wij adviseren u dan ook om te beoordelen of u in de jaren vanaf 2014 heffingsverminderingen heeft ontvangen en hoe deze in de aangiften vpb zijn verwerkt. Meer weten? Lees dan het artikel op onze website.
  3. Beoordeel of sprake is van gemengde projecten conform de VSO of overgangsregeling; In de per 1 januari 2023 door de Belastingdienst opgezegde VSO2 voor woningcorporaties is een speciale regeling opgenomen voor zogenoemde ‘combiprojecten’. Ondanks de opzegging van de VSO wordt deze regeling in ieder geval tot en met boekjaar 2025 voortgezet in de vorm van een ‘overgangsregeling’. Combiprojecten zijn projecten waarbij voor minimaal 20% markthuurwoningen of koopwoningen worden ontwikkeld naast sociale huurwoningen of maatschappelijk vastgoed. Op grond van deze regeling mag een relatief groot deel van de fiscale boekwaarde worden toegerekend aan de koop- en markthuurwoningen, waardoor een eventueel verkoopresultaat wordt beperkt. Bij de beoordeling of aan het genoemde criterium is voldaan worden projecten gezamenlijk beoordeeld indien deze ‘in juridisch en geografisch opzicht en in de tijd bezien een nauw samenhangend geheel vormt’. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geval waarin sprake is van een ontwikkeling in fasen. Wij adviseren om kritisch te beoordelen in hoeverre uw projecten (al dan niet gezamenlijk bezien) kwalificeren als combiproject in de zin van de VSO.
  4. Optimaliseer de impact van de algemene renteaftrekbeperkingsmaatregel in de vpb door de waardering van derivaten; Rente is fiscaal in beginsel aftrekbaar van de winst. De vennootschapsbelasting kent echter enkele renteaftrekbeperkingen, waaronder de zogenoemde earningsstrippingmaatregel. Deze algemene renteaftrekbeperking beperkt de aftrekbaarheid van het saldo aan rente, ofwel het verschil tussen de rentelasten en rentebaten ter zake van geldleningen. Het saldo aan renten is niet aftrekbaar voor zover dat dit meer bedraagt dan de hoogste van de volgende twee bedragen:
    - 20% van de gecorrigeerde fiscale winst (≈ fiscale EBITDA); of
    - € 1 miljoen.
    Wordt uw organisatie door deze algemene aftrekbeperking getroffen, dan adviseren we om onder andere kritisch naar de fiscale waardering van derivaten te kijken. In bepaalde gevallen is het mogelijk om deze financiële instrumenten te waarderen op de fiscale balans. Hiermee kan, naast uitstel van belastingheffing, de impact van de renteaftrekbeperking mogelijk worden beperkt. Wij merken hierbij op dat we hier met name doelen op financiële producten die geen direct onderdeel uitmaken van een zogenoemde ‘hedgerelatie’, zoals swaptions en extendible leningen.
  5. Stel uw rechten veilig indien u extendible leningen hebt gewaardeerd op de fiscale balans; In de praktijk bestaat discussie met de Belastingdienst over de vraag of de waardemutatie van zogenoemde ‘extendible leningen’ kwalificeert als ‘rente’ voor de generieke renteaftrekbeperking uit wetgeving om belastingontwijking tegen te gaan. De kans is heel reëel dat hierover een gerechtelijke procedure zal worden gevoerd.
    De vraag welk standpunt het meest voordelig is, is sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Wel is van belang ervoor te zorgen dat u uw rechten veilig stelt, ook indien u het standpunt van de Belastingdienst volgt. Indien een rechter op een later moment immers anders zou oordelen kan dit betekenen dat u niet hebt kunnen profiteren van dit standpunt in de ‘oudere’ jaren waarin dit standpunt voordelig is, maar hebt u wel het nadeel in de jaren waarin dit standpunt nadelig uitpakt. Heeft u extendibles op uw fiscale balans gewaardeerd, dan lichten wij de mogelijkheden, kansen en risico’s graag nader aan u toe. 
  6. Beoordeel de mogelijkheden tot afwaardering bij sloop-nieuwbouw;De hoofdregel bij sloop gevolgd door nieuwbouw is dat de fiscale boekwaarde van de gesloopte woningen wordt ‘ingebracht’ in de boekwaarde van de nieuwbouw. Lange tijd bestond discussie of vóór of tijdens de sloop fiscaal kan worden afgewaardeerd naar de grondwaarde. Volgens de Hoge Raad is afwaardering naar de grondwaarde enkel mogelijk indien: 
    • Het gesloopte gebouw werd als bedrijfsmiddel gebruikt in de onderneming
    • Het gesloopte gebouw was zodanig versleten dat daar voorafgaande aan de sloop alleen nog waarde kon worden toegekend in de vorm van een mogelijke opbrengst van het sloopmateriaal; en
    • Het nieuwe gebouw een bedrijfsmiddel is dat binnen de onderneming dezelfde functie vervult als het gesloopte gebouw.
      In de praktijk zal in de meeste gevallen niet zijn voldaan aan de tweede voorwaarde. Het feit dat niet kan worden afgewaardeerd naar de grondwaarde betekent echter niet per definitie dat in het geheel geen afwaardering meer mogelijk is. Afwaardering naar de ‘bedrijfswaarde’ van de grond en de opstallen tezamen is namelijk nog wel mogelijk. Indien u voornemens bent om woningen te slopen ten behoeve van nieuwbouw, dan adviseren we om te inventariseren in hoeverre het mogelijk is om een afwaardering te verantwoorden. Voor meer informatie verwijzen we naar dit artikel op onze website.
  7. Werkkostenregeling: Pas uw administratieve inrichting tijdig aan; Zoals ieder jaar wordt de werkkostenregeling ook per 1 januari 2024 op een aantal punten gewijzigd. Dit kan ertoe leiden dat u uw administratie moet aanpassen. De aanpassingen zien op de volgende punten:
    • Einde verruiming vrije ruimte per 2024; De vrije ruimte wordt berekend op basis van de fiscale loonsom van de werkgever. Hiervoor wordt de fiscale loonsom opgedeeld in twee schijven. Voor het kalenderjaar 2023 was het percentage dat wordt berekend over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom (de eerste schijf) verruimd naar 3,0%. Over het restant van de loonsom (de tweede schijf), werd een vrije ruimte van 1,18% berekend. Vanaf 2024 vervalt de tijdelijke verhoging en geldt voor de eerste schijf van 1,92%.
      Concernregeling
      De berekening van de vrije ruimte vindt plaats per inhoudingsplichtige, tenzij inhoudingsplichtigen de zogenoemde concernregeling toepassen. Indien de concernregeling wordt toegepast, wordt de vrije ruimte berekend door de loonsommen van de inhoudingsplichtigen die deel uitmaken van het concern bij elkaar op te tellen. Op basis van de totale fiscale loonsom wordt dan de vrije ruimte berekend. Hierdoor kan het opstappercentage van 1 3% in 2023 (en 1,92% in 2024) voor de berekening van de vrije ruimte slechts één keer worden toegepast. Aldus is het de vraag of toepassing van de concernregeling al dan niet voordelig is. Omdat het einde van het jaar 2023 nadert, lijkt dit een goed moment om een afweging te maken tussen de administratielastenverlichting bij toepassing van de concernregeling en het financiële voordeel dat kan worden behaald door niet de concernregeling tot te passen.
    • Verhoging maximale vrijstelling reiskosten; Op dit moment mag een werkgever met toepassing van de gerichte vrijstelling voor vervoer- en reiskosten € 0,21 per zakelijke kilometer met eigen vervoer onbelast vergoeden. Dit geldt ook voor het woon-werkverkeer. Het kabinet is voornemens het maximum van deze onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2024 te verhogen tot € 0,23 per zakelijke kilometer. 
    • Verruiming gerichte vrijstelling OV- abonnementen en voordeelurenkaarten; Naar verwachting wordt de regeling voor OV-abonnementen en voordeelurenkaarten (hierna: OV-kaarten) vereenvoudigd. Op dit moment worden door de werkgever ter beschikking gestelde OV-kaarten onder de werkkostenregeling anders behandeld dan wanneer deze (gedeeltelijk) worden vergoed of verstrekt. Voorgesteld wordt om het vergoeden, verstrekkingen en ter beschikking stellingen van OV-kaarten onder één gerichte vrijstelling te brengen. Hierbij is van belang dat de OV-kaart (in welke mate dan ook) ook voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer) wordt gebruikt. Als dat het geval is, hoeft een werkgever geen registratie van privé- en zakelijk gebruik meer bij te houden om in aanmerking te komen voor de gerichte vrijstelling.
  1. Stel dividenduitkeringen uit tot na 1 januari 2024; Veel instellingen in de publieke sector zijn niet of slechts beperkt belastingplichtig op het gebied van vennootschapsbelasting (vpb), bijvoorbeeld doordat zij een beroep doen op de zogenoemde ‘zorgvrijstelling’ of de activiteiten niet kwalificeren als ‘onderneming’ voor de vpb. In dat geval zijn dividenduitkeringen die zij ontvangen belast met 15% dividendbelasting. Deze moet worden betaald door de uitkerende vennootschap en kan vervolgens achteraf worden teruggevraagd bij de Belastingdienst. Op 1 januari 2024 treedt een inhoudingsvrijstelling in werking. Vanaf dat moment is geen dividendbelasting verschuldigd over dividenduitkeringen aan een niet-belastingplichtige aandeelhouder (zoals een zorginstelling of een gemeente), mits zij beschikken over een zogenoemde ‘kwalificatiebeschikking’. In dat geval is het dan ook niet langer nodig om dividendbelasting in te houden en terug te vragen. Dit zorgt voor een administratieve lastenverlichting. 
  2. Monitor winstgrenzen en optimaliseer de timing van kosten en opbrengsten; Stichtingen en verenigingen zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting ‘indien en voor zover’ ze een onderneming drijven. Daarnaast is in de wet een vrijstelling opgenomen indien de winst van het jaar niet meer bedraagt dan € 15.000, dan wel van het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar tezamen niet meer bedraagt dan € 75.000. Verwacht uw organisatie deze winstgrenzen te overschrijden, dan adviseren wij om de timing van kosten en opbrengsten kritisch te beoordelen. Mogelijk kunnen kosten in de tijd naar voren worden gehaald (denk aan de vorming van een voorziening) of opbrengsten in de tijd naar achteren worden verschoven, waardoor de winstgrenzen niet worden overschreden. Het overschrijden van de winstgrenzen leidt immers tot vennootschapsbelastingplicht en brengt tevens de nodige administratieve lasten met zich mee.
  3. Voldoe aan de administratieve verplichtingen in verband met vrijwilligersaftrek; Sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) die hun winst voor meer dan 70% behalen met vrijwilligers en ANBI’s kunnen in de vennootschapsbelasting een beroep doen op de zogenoemde ‘vrijwilligersaftrek’. Dit is een faciliteit waardoor per saldo het minimumloon ten laste van het fiscaal resultaat mag worden gebracht, waardoor de te betalen vennootschapsbelasting wordt verminderd. Voor de toepassing van deze faciliteit dient de instelling een vrijwilligersadministratie bij te houden waarin de namen, adressen, woonplaatsen en daadwerkelijk verstrekte beloningen zijn opgenomen. Indien u gebruik maakt van vrijwilligers en u bent belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting (of het risico bestaat dat de Belastingdienst van mening is dat u belastingplichtig bent), adviseren we om tijdig een vrijwilligersadministratie samen te stellen en deze periodiek te actualiseren.
  4. Controleer of voor uw organisatie een renseigneringsverplichting geldt; Verricht uw organisatie betalingen aan derden in verband met door deze derden verrichte werkzaamheden (anders dan werknemers en vrijwilligers)? De Belastingdienst verzamelt informatie over betalingen die voor de ontvanger naar verwachting in de aangifte inkomstenbelasting tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden zullen behoren. Organisaties die als ’administratieplichtige’ worden aangemerkt en daarmee onder de reikwijdte van de nieuwe renseigneringsverplichting vallen, moeten de gegevens en inlichtingen over de verrichte betalingen voortaan digitaal aanleveren. Indien er binnen uw organisatie ook betalingen aan derden worden verricht, is het goed om te inventariseren of u de Belastingdienst hierover moet informeren. De gegevens over 2023 dienen uiterlijk op 31 januari 2024 bij de Belastingdienst te zijn aangeleverd.
  5. Beoordeel of u recht heeft op teruggaaf van energiebelasting; Bepaalde instellingen kunnen in aanmerking komen voor teruggaaf van een deel van de aan de energieleverancier betaalde energiebelasting. Het gaat hierbij met name om Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s). Aan de teruggaaf is een aantal voorwaarden verbonden. Een van deze voorwaarden is dat de instelling niet belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. Wij adviseren om jaarlijks te beoordelen of uw instelling recht heeft op een teruggaaf. We merken hierbij op dat het verzoek tot teruggaaf binnen 13 weken na afloop van de verbruiksperiode waarop de eindafrekening betrekking heeft moet zijn ingediend.
  6. Sorteer voor op mogelijk strenger verbod op beogen van winst sociaal-culturele vrijstelling btw; Verricht u sociaal-culturele prestaties vanuit een eenmanszaak, vof, maatschap of BV? Dan adviseren wij een mogelijke discussie met de Belastingdienst als gevolg van een recente gerechtelijke uitspraak te bespreken met uw BDO-adviseur. In april 2023 heeft de Hoge Raad een aantal arresten gewezen die (in de toekomst) een grote impact kan hebben op instellingen die de sociaal-culturele vrijstelling voor de btw toepassen. De Hoge Raad oordeelt namelijk dat eenmanszaken, vof’s, maatschappen en BV’s altijd winst beogen vanwege hun rechtsvorm. Naar onze mening is dit oordeel onjuist. Het antwoord op de vraag of systematisch naar winst wordt gestreefd, is bepalend om vast te stellen of sprake is van een winstoogmerk, niet de rechtsvorm waarin een onderneming wordt gedreven. Dit vraagt per ondernemer om een beoordeling van alle feiten en omstandigheden. Vanwege het ongenuanceerde oordeel van de Hoge Raad sluiten wij discussies met de Belastingdienst echter niet uit. Breng daarom zo snel mogelijk de eventuele gevolgen, tegenargumenten en oplossingsmogelijkheden in kaart. 
  7. Werkkostenregeling: Pas uw administratieve inrichting tijdig aan; Zoals ieder jaar wordt de werkkostenregeling ook per 1 januari 2024 op een aantal punten gewijzigd. Dit kan ertoe leiden dat u uw administratie moet aanpassen. De aanpassingen zien op de volgende punten:
    • Einde verruiming vrije ruimte per 2024; De vrije ruimte wordt berekend op basis van de fiscale loonsom van de werkgever. Hiervoor wordt de fiscale loonsom opgedeeld in twee schijven. Voor het kalenderjaar 2023 was het percentage dat wordt berekend over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom (de eerste schijf) verruimd naar 3,0%. Over het restant van de loonsom (de tweede schijf), werd een vrije ruimte van 1,18% berekend. Vanaf 2024 vervalt de tijdelijke verhoging en geldt voor de eerste schijf van 1,92%.
      Concernregeling
      De berekening van de vrije ruimte vindt plaats per inhoudingsplichtige, tenzij inhoudingsplichtigen de zogenoemde concernregeling toepassen. Indien de concernregeling wordt toegepast, wordt de vrije ruimte berekend door de loonsommen van de inhoudingsplichtigen die deel uitmaken van het concern bij elkaar op te tellen. Op basis van de totale fiscale loonsom wordt dan de vrije ruimte berekend. Hierdoor kan het opstappercentage van 1 3% in 2023 (en 1,92% in 2024) voor de berekening van de vrije ruimte slechts één keer worden toegepast. Aldus is het de vraag of toepassing van de concernregeling al dan niet voordelig is. Omdat het einde van het jaar 2023 nadert, lijkt dit een goed moment om een afweging te maken tussen de administratielastenverlichting bij toepassing van de concernregeling en het financiële voordeel dat kan worden behaald door niet de concernregeling tot te passen.
    • Verhoging maximale vrijstelling reiskosten; Op dit moment mag een werkgever met toepassing van de gerichte vrijstelling voor vervoer- en reiskosten € 0,21 per zakelijke kilometer met eigen vervoer onbelast vergoeden. Dit geldt ook voor het woon-werkverkeer. Het kabinet is voornemens het maximum van deze onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2024 te verhogen tot € 0,23 per zakelijke kilometer. 
    • Verruiming gerichte vrijstelling OV- abonnementen en voordeelurenkaarten; Naar verwachting wordt de regeling voor OV-abonnementen en voordeelurenkaarten (hierna: OV-kaarten) vereenvoudigd. Op dit moment worden door de werkgever ter beschikking gestelde OV-kaarten onder de werkkostenregeling anders behandeld dan wanneer deze (gedeeltelijk) worden vergoed of verstrekt. Voorgesteld wordt om het vergoeden, verstrekkingen en ter beschikking stellingen van OV-kaarten onder één gerichte vrijstelling te brengen. Hierbij is van belang dat de OV-kaart (in welke mate dan ook) ook voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer) wordt gebruikt. Als dat het geval is, hoeft een werkgever geen registratie van privé- en zakelijk gebruik meer bij te houden om in aanmerking te komen voor de gerichte vrijstelling.