Verwerking van heffingsvermindering verhuurderheffing in de aangifte vpb

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat verrekende heffingsverminderingen in de verhuurderheffing in de aangiften vennootschapsbelasting in mindering moeten worden gebracht op de kostprijs van de met de heffingsvermindering samenhangende investering. Dit is goed nieuws voor woningcorporaties! Wij adviseren dan ook om te beoordelen of deze uitspraak nog (positieve) gevolgen kan hebben voor uw fiscale positie. 

Achtergrond

In de periode 2013 tot en met 2022 zijn verhuurders van meer dan tien (later verhoogd naar meer dan vijftig) sociale huurwoningen verhuurderheffing verschuldigd. Om bepaalde maatschappelijk gewenste investeringen in de sociale huursector te stimuleren is in 2014 de Regeling Vermindering Verhuurderheffing (RVV) ingevoerd. Op basis van deze regeling kunnen verhuurders voor bepaalde investeringen (denk aan nieuwbouw of verduurzaming) een netto korting op de te betalen verhuurderheffing krijgen in de vorm van een heffingsvermindering. 

In de praktijk bestond lange tijd discussie over de wijze waarop de ontvangen heffingsvermindering in de aangifte vennootschapsbelasting moet worden verwerkt. In dit kader bestaan twee zienswijzen: 

  1. De heffingsvermindering moet in mindering worden gebracht op de fiscale boekwaarde van de voor de heffingsvermindering kwalificerende investering (verwerking als investeringssubsidie); of
  2. Het saldo van de daadwerkelijke betaalde verhuurderheffing, dus verschuldigde verhuurderheffing minus heffingsvermindering, moet in de winst- en verliesrekening worden verwerkt.

Investeringssubsidies zijn subsidies die worden ontvangen in het kader van een bepaalde investering. Fiscaal worden deze subsidies in mindering gebracht op de fiscale boekwaarde van de investering. In de praktijk wordt beargumenteerd dat de heffingsvermindering moet worden beschouwd als investeringssubsidie. Een verhuurder heeft immers uitsluitend recht op de heffingsvermindering indien bepaalde investeringen worden gedaan.

De Belastingdienst neemt echter het standpunt in dat de heffingsvermindering direct samenhangt met de te betalen verhuurderheffing en, mede door het feit dat deze gesaldeerd worden, de heffingsvermindering daardoor in mindering dient te worden gebracht op de verschuldigde verhuurderheffing.

Het voordeel van de verwerking als investeringssubsidie ten opzichte van het direct als bate verantwoorden van de heffingsvermindering is tweeledig. Enerzijds leidt dit namelijk tot een lagere acute vpb-last doordat de ‘bruto-verhuurderheffing’ (exclusief heffingsverminderingen) direct ten laste komt van het fiscaal resultaat. Anderzijds komt het ‘nadeel’ van het verwerken als investeringssubsidie (lagere afschrijvingen) in veel gevallen niet of slechts beperkt tot uitdrukking door de afschrijvingsbeperking op vastgoed.

Oordeel Hoge Raad

Naar het oordeel van de Hoge Raad moet de heffingsvermindering als een investeringssubsidie worden aangemerkt. In de wettekst en de parlementaire geschiedenis wordt de heffingsvermindering consistent aangeduid als ‘investeringsfaciliteit’ en is expliciet opgemerkt dat deze is ingevoerd ‘ter stimulering van investeringen’. Daarnaast is de omvang van de heffingsvermindering afhankelijk van de investering zelf. Dit brengt naar het oordeel van de Hoge Raad met zich mee dat de heffingsvermindering naar haar aard een ‘objectsubsidie’ (lees: investeringssubsidie) is en derhalve moet worden afgeboekt op de boekwaarde van de met de vermindering samenhangende investering.

Wat te doen?

Indien u de heffingsverminderingen in de aangiften vpb conform het standpunt van de Belastingdienst hebt verwerkt en bezwaar hebt gemaakt tegen de opgelegde aanslag is vooralsnog geen actie nodig. In dat geval zal de Belastingdienst het bezwaar (op dit punt) gegrond verklaren en de aanslag(en) verminderen.

Mocht u geen bezwaar hebben gemaakt, dan adviseren we u om te beoordelen in welke jaren u heffingsverminderingen hebt ontvangen. Indien tegen de definitieve aanslagen over deze jaren nog bezwaar mogelijk is (6 weken na dagtekening) adviseren we om bezwaar aan te tekenen. Mocht de bezwaartermijn zijn verstreken, dan adviseren we u om contact op te nemen met uw BDO-adviseur. Mogelijk kan de verwerking van de heffingsvermindering (in uw voordeel) alsnog worden gecorrigeerd op grond van de zogenoemde ‘foutenleer’.