Gesubsidieerde instellingen moeten ondanks een speciale goedkeuring van de staatssecretaris mogelijk toch vennootschapsbelasting betalen. Dat kan worden opgemaakt uit een publicatie van de Belastingdienst.
Publicatie kennisgroepstandpunten
Gesubsidieerde instellingen die voldoen aan de voorwaarden van een goedkeuring van de staatssecretaris hoeven geen vennootschapsbelasting (vpb) te betalen. Uit een recente publicatie van een zogenoemd ‘kennisgroepstandpunt’ van de Belastingdienst blijken de voorwaarden echter veel strikter te worden uitgelegd dan we in eerste instantie dachten. Het roept de vraag op of het toepassingsbereik van het besluit niet dermate ver wordt ingeperkt dat de goedkeuring in de praktijk niet kan worden toegepast.
De Belastingdienst werkt met 26 zogenoemde ‘kennisgroepen’. Inspecteurs kunnen (vaktechnische) vragen aan deze kennisgroepen voorleggen op het moment dat onduidelijkheid bestaat over een bepaald fiscaal vraagstuk. In sommige gevallen is het voorleggen van een vraag aan de kennisgroep zelfs verplicht. Staatssecretaris Van Rij heeft toegezegd om de kennisgroepstandpunten te gaan publiceren. Op donderdag 30 maart zijn bijna 300 standpunten gepubliceerd. Een van deze standpunten ziet op de uitleg die de Belastingdienst geeft aan het zogenoemde ‘subsidiebesluit’.
Subsidiebesluit
Stichtingen (en ook verenigingen) zijn belastingplichtig voor de vpb “indien en voor zover zij een onderneming drijven”. Een van de voorwaarden is dat sprake is van een fiscaal ‘winststreven’. Dit is in beginsel het geval indien ‘min of meer structureel’ overschotten worden gerealiseerd. In de praktijk zien we dat gesubsidieerde (non-profit) instellingen steeds vaker overschotten realiseren, bijvoorbeeld om een ‘weerstandsvermogen’ op te bouwen. Dit kan op basis van de bestaande jurisprudentie leiden tot vpb-heffing. De staatssecretaris heeft in een beleidsbesluit uit 2005 echter goedgekeurd dat onder voorwaarden geen sprake is van een winststreven. Deze goedkeuring is als volgt geformuleerd:
- Van een winststreven is echter geen sprake voor zover gesubsidieerde instellingen, volgens statuten of subsidieregels, de behaalde overschotten moeten aanwenden overeenkomstig de subsidiedoeleinden of terug moeten betalen aan de subsidieverstrekker. (…)
- Van het ontbreken van een winststreven kan ook sprake zijn als de instelling haar inkomsten met betrekking tot gesubsidieerde activiteiten hoofdzakelijk (BDO: >70%) verkrijgt uit subsidies en daarnaast slechts eigen bijdragen ontvangt van degenen voor wie de instelling prestaties verricht.
Naar onze mening is dan ook sprake van twee situaties waarin geen sprake is van een winststreven. Dat is zo indien en voor zover de overschotten moeten worden terugbetaald of worden aangewend overeenkomstig de subsidiedoeleinden. En indien de instelling haar inkomsten met betrekking tot de gesubsidieerde activiteiten voor meer dan 70% verkrijgt uit subsidies en daarnaast slechts ‘eigen bijdragen’ ontvangt.
Toepassing in de praktijk
In de praktijk merkten wij al geruime tijd dat de Belastingdienst de goedkeuring zeer beperkt uitlegt. Zo stelt de Belastingdienst veelal dat sprake is van cumulatieve voorwaarden en wordt een zeer beperkte uitleg gegeven aan het begrip ‘eigen bijdragen’. Deze beperkte uitleg wordt bevestigd in het kennisgroepstandpunt.
Standpunt kennisgroep
In het gepubliceerde standpunt van de kennisgroep gaat het om een stichting die zowel gesubsidieerde als niet-gesubsidieerde activiteiten verricht. De niet-gesubsidieerde activiteiten zijn ondergebracht in een dochtervennootschap. Tussen de stichting en de dochtervennootschap worden loonkosten doorbelast. Daarnaast kan de BV winsten uitkeren aan de stichting in de vorm van dividend.
De kennisgroep is van mening dat het subsidiebesluit in dit geval niet kan worden toegepast. De vergoeding voor het uitlenen van personeel kwalificeert volgens hen niet als ‘eigen bijdragen’ en daarom is geen sprake van volledige subsidieafhankelijkheid (ook niet als enkel de kosten zonder winstopslag worden doorbelast). De kennisgroep gaat nog een stapje verder door het standpunt in te nemen dat enkel het feit dat de mogelijkheid bestaat om een dividend uit te keren toepassing van het subsidiebesluit verhindert. Ook is in het standpunt nogmaals bevestigd dat de Belastingdienst van mening is dat (ondanks het gebruik van de term ‘ook’ in het besluit) geen sprake is van twee goedkeuringen, maar van één goedkeuring waarvoor twee cumulatieve voorwaarden gelden.
Gevolgen voor gesubsidieerde instellingen
De afgelopen jaren heeft de Belastingdienst steeds meer aandacht gekregen voor stichtingen en verenigingen. In de praktijk zien we dat relatief veel stichtingen een beroep doen op het subsidiebesluit. Wij adviseren om de vpb-positie in dergelijke gevallen nogmaals kritisch te (laten) beoordelen.
Wel benadrukken we dat het kennisgroepstandpunt ‘slechts’ een mening van de Belastingdienst is. Het blijft dan ook mogelijk (uiteraard binnen de kaders van de wet, de letterlijke tekst van het besluit en rechtspraak) om een ander standpunt in te nemen. Het risico op discussie met de Belastingdienst is in dat geval echter groot.
Vragen? Neem contact op met uw specialist
Heeft u vragen over vpb-positie van uw organisatie of over toepassing van het subsidiebesluit? Dan kunt u contact opnemen met een van onze Publieke Sector-specialisten.