Vpb-plicht stichtingen verenigingen: besloten kring-criterium breder toepasbaar dan gedacht?

Rechtbank Gelderland heeft recent beslist dat een stichting die zich inzet voor de kwaliteit van fysiotherapie niet belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting (hierna: vpb). Dit omdat er sprake is van een zogenoemde ‘besloten kring’ waarbinnen zij haar activiteiten verricht. Deze uitspraak is goed nieuws voor maatschappelijke organisaties die activiteiten verrichten voor een beperkte groep van deelnemers of leden, zoals brancheorganisaties. 

Besloten kring

Stichtingen en verenigingen zijn belastingplichtig voor de vpb, indien en voor zover zij een onderneming drijven. Een van de vereisten hiervoor is dat sprake is van deelname aan het economische verkeer. Dit is het geval op moment dat prestaties worden verricht ten behoeve van derden (individueel aanwijsbare afnemers) die daarvoor een (individualiseerbare) vergoeding betalen. Een uitzondering hierop vormt het zogenoemde ‘besloten kring-criterium’.

Naar aanleiding van eerdere rechtspraak over dit thema heeft de staatssecretaris zijn visie met betrekking tot het besloten kring-criterium nader toegelicht en daarbij de volgende criteria ontwikkeld:

  1. Het verrichten van diensten aan een besloten groep, die niet of nauwelijks kan wijzigen, neigt naar de kwalificatie dat geen sprake is van deelname aan het economische verkeer;
  2. Wanneer echter eenvoudig toegetreden kan worden tot de besloten groep om alsnog tegen betaling diensten te ontvangen, kan wel sprake zijn van deelname aan het economische verkeer;
  3. Richten de verleende diensten zich uitsluitend op de algemene belangenbehartiging van de leden, dan is geen sprake van deelname aan het economische verkeer;
  4. Is sprake van het tegen betaling, ook wanneer geen sprake is van betaling per dienst maar bijdrage van een vast jaarbedrag, verrichten van individuele diensten ten behoeve van leden, dan is weer wel sprake van deelname aan het economische verkeer.

In de praktijk ziet het besloten kring-criterium met name op verenigingen die enkel prestaties verrichten aan hun leden. De rechtsvorm stichting kent geen leden, waardoor in de visie van de Belastingdienst niet snel sprake is van een besloten kring.

Rechtbankuitspraak

In deze zaak ging het om een stichting die de kwaliteit en doelmatigheid van de fysiotherapeutische zorg in Nederland bevordert. Dit doet zij door middel van een kwaliteitsregeling, een keurmerk en een kwaliteitsregister. Alleen BIG-geregistreerde fysio’s die voldoen aan het kwaliteitsregister kunnen deelnemen aan het keurmerk. In 2018 is het aantal deelnemende fysiotherapeuten gestegen tot bijna 3.000. De stichting stelt dat haar deelnemingsbestand besloten is aangezien stikte toetredingscriteria worden gehanteerd, het feit dat de helft van de potentiële deelnemers wordt afgewezen en de deelnemers voortdurend gecontroleerd worden op het (blijven) voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.

De Belastingdienst is echter van mening dat de grootte van het deelnemersbestand impliceert dat de groep niet besloten is en er niet uitsluitend sprake is van algemene belangenbehartiging omdat de deelnemers individueel profijt hebben van het keurmerk.

De rechtbank stelt dat de diensten van de stichting wel degelijk binnen een besloten groep worden verricht en dus van deelname aan het economische verkeer geen sprake is. De grootte van het deelnemersbestand zegt naar de mening van de rechtbank niets over de beslotenheid daarvan. Evenmin heeft het eventuele ‘individuele profijt’ dat deelnemers hebben van het keurmerk (lees: een positieve uitstraling richting potentiële afnemers) tot gevolg dat wordt deelgenomen aan het economische verkeer.

Praktijk

De afgelopen jaren heeft de Belastingdienst steeds meer aandacht gekregen voor de belastingplicht van stichtingen en verenigingen. Hierbij zien we dat de Belastingdienst een beroep op het besloten kring-criterium slechts in zeer specifieke gevallen goedkeurt, en dan met name bij verenigingen. Deze uitspraak bevestigt dat het besloten kring-criterium breder kan worden uitgelegd dan veelal werd gedaan. Zeker voor stichtingen betekent dit goed nieuws omdat het risico op vpb-plicht kleiner wordt. Wel benadrukken we dat ‘slechts’ sprake is van een uitspraak van een rechtbank en de kans groot is dat de Belastingdienst hoger beroep instelt.

Heeft u vragen over vpb-positie van uw organisatie? Dan kunt u contact opnemen met een van onze Publieke Sector-specialisten.