Voorjaarsnota 2024: deze fiscale regels wil het kabinet aanpassen
Voorjaarsnota 2024: deze fiscale regels wil het kabinet aanpassen
De Voorjaarsnota 2024 bevat een aantal voorstellen tot aanpassing van de fiscale wet- en regelgeving. Lees hier de meest in het oog springende wijzigingsvoorstellen.
De Voorjaarsnota 2024 bevat een aantal voorstellen tot aanpassing van de fiscale wet- en regelgeving. In dit artikel informeren wij u over de meest in het oog springende wijzigingsvoorstellen, die op 15 april door het demissionair kabinet zijn gepresenteerd. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is het de vraag of deze voorstellen uiteindelijk zullen doorgaan.
De schijfgrens van het toptarief in box 1 van de inkomstenbelasting wordt jaarlijks geïndexeerd. Daarbovenop stijgt tot en met 2031 jaarlijks het aangrijpingspunt van het toptarief met ongeveer € 1.000 tot € 1.100 als gevolg van eerdere besluiten (het basispad). In 2025 wordt hiervan afgeweken; het aangrijpingspunt wordt € 557 lager ten opzichte van het basispad. Dit betekent dat belastingplichtigen al bij een lager box 1-inkomen te maken krijgen met belastingheffing tegen het toptarief.
Herinvoering van overdraagbare algemene heffingskorting voor beperkte groep per 2028
Er wordt gewerkt aan de herinvoering van de overdraagbare algemene heffingskorting voor een beperkte groep per 2028. De beoogde maatregel moet een oplossing bieden voor alleenverdienende huishoudens met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die een lager besteedbaar inkomen hebben dan een paar in de bijstand. Door de algemene heffingskorting voor deze groep overdraagbaar te maken, wordt bereikt dat deze groep op een hoger netto-inkomen uitkomt.
Verlaging mkb-winstvrijstelling
De mkb-winstvrijstelling zou per 1 januari 2025 op 12,7% worden gesteld (in 2024: 13,31%). In plaats daarvan wordt de mkb-winstvrijstelling met ingang van 2025 verder verlaagd naar 12,03%. Daardoor zal meer inkomstenbelasting zijn verschuldigd als winst wordt behaald. Lijdt een onderneming verlies, dan is het juist voordelig als de mkb-winstvrijstelling lager is. De vrijstelling verkleint het fiscale verlies dan namelijk in mindere mate. Er is dan een groter fiscaal verlies beschikbaar voor verrekening met winsten in latere jaren.
Verschuiving in budgetreserve Vamil naar MIA
De Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) en de Milieu-investeringsaftrek (MIA) bieden een belastingvoordeel bij investering in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen en technieken. Deze regelingen kunnen buiten toepassing worden gesteld als een budgetoverschrijding in zicht is. De budgetreserve van de MIA is nagenoeg uitgeput, terwijl de budgetreserve van de Vamil per eind 2023 juist is gestegen. Met deze maatregel wordt de budgetverhouding MIA-Vamil in balans gebracht. Daarmee wordt voorkomen dat ondernemers geen gebruik meer kunnen maken van de MIA.
Aanpassing kwijtscheldingswinstvrijstelling vanwege samenloop met verliesverrekeningsmaatregel
Vennootschapsbelastingplichtige lichamen kunnen een verlies dat in een bepaald jaar wordt geleden verrekenen met winsten van het voorafgaande jaar of toekomstige jaren. Voor zover de winst in een jaar meer is dan € 1 miljoen, kan slechts de helft ervan worden gebruikt om verliezen uit andere jaren te verrekenen. Over de andere helft van de jaarwinst boven € 1 miljoen is dus vennootschapsbelasting verschuldigd, ook als er nog verrekenbare verliezen uit andere jaren aanwezig zijn. Daardoor kan zich de situatie voordoen dat een (verlieslijdende) vennootschap haar openstaande verliezen niet volledig kan verrekenen met een behaalde kwijtscheldingswinst. Het gevolg is dat deze belastingplichtige belasting is verschuldigd over de kwijtscheldingswinst. De kwijtscheldingswinstvrijstelling biedt in zo’n situatie geen (volledige) oplossing, omdat die vrijstelling uitsluitend geldt voor zover de kwijtscheldingswinst groter is dan alle openstaande verliezen (dus inclusief de verliezen die in het betreffende jaar niet voor verrekening in aanmerking komen). Er wordt gewerkt aan een aanpassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling, die ziet op deze samenloop met de verliesverrekeningsregels.
Wordt een (bestel)auto ter beschikking gesteld aan een werknemer, dan moet in beginsel een percentage van de catalogusprijs van die (bestel)auto tot het loon van de werknemer worden gerekend (bijtelling voor privégebruik). Bij sommige bestelauto’s kan die bijtelling onder voorwaarden worden afgekocht. De werkgever betaalt dan € 300 eindheffing per bestelauto per jaar. Sinds de invoering in 2006 is dat bedrag ongewijzigd gebleven, maar met de voorgestelde maatregel wordt het gecorrigeerd voor inflatie.
Er wordt een aftrekherziening op bepaalde onroerende investeringsdiensten voorgesteld. Die herziening moet een belastingbesparing tegengaan in een bepaalde situatie waarin sprake is van kortdurende verhuur. De exacte vormgeving van deze maatregel is nog niet bekend.
Er wordt een nieuwe tijdelijke tariefkorting voor emissievrije personenauto’s binnen de motorrijtuigenbelasting geïntroduceerd. De tariefkorting bedraagt 40% tussen 2026 en 2028, 35% in 2029 en 30% in 2030. Na 2030 vervalt de tijdelijke korting. Andere emissievrije voertuigen, zoals elektrische bestelauto’s, zijn vanaf 2026 uitgezonderd van deze korting.
Afschaffing aparte bpm-tabel voor plug-in hybride personenauto’s (PHEV’s) per 2025
Per 2025 vervalt de aparte bpm-tabel voor PHEV’s en wordt de PHEV ondergebracht in de reguliere bpm-tabel.
Voor waterstofverbruik en aardgasverbruik gelden momenteel dezelfde energiebelastingtarieven. Er komt een verlaagd energiebelastingtarief voor waterstof. Dit wordt bekostigd door een verhoging van de aardgastarieven.
Neem contact op
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting
Verlaging aangrijpingspunt toptarief inkomstenbelastingDe schijfgrens van het toptarief in box 1 van de inkomstenbelasting wordt jaarlijks geïndexeerd. Daarbovenop stijgt tot en met 2031 jaarlijks het aangrijpingspunt van het toptarief met ongeveer € 1.000 tot € 1.100 als gevolg van eerdere besluiten (het basispad). In 2025 wordt hiervan afgeweken; het aangrijpingspunt wordt € 557 lager ten opzichte van het basispad. Dit betekent dat belastingplichtigen al bij een lager box 1-inkomen te maken krijgen met belastingheffing tegen het toptarief.
Herinvoering van overdraagbare algemene heffingskorting voor beperkte groep per 2028
Er wordt gewerkt aan de herinvoering van de overdraagbare algemene heffingskorting voor een beperkte groep per 2028. De beoogde maatregel moet een oplossing bieden voor alleenverdienende huishoudens met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die een lager besteedbaar inkomen hebben dan een paar in de bijstand. Door de algemene heffingskorting voor deze groep overdraagbaar te maken, wordt bereikt dat deze groep op een hoger netto-inkomen uitkomt.
Verlaging mkb-winstvrijstelling
De mkb-winstvrijstelling zou per 1 januari 2025 op 12,7% worden gesteld (in 2024: 13,31%). In plaats daarvan wordt de mkb-winstvrijstelling met ingang van 2025 verder verlaagd naar 12,03%. Daardoor zal meer inkomstenbelasting zijn verschuldigd als winst wordt behaald. Lijdt een onderneming verlies, dan is het juist voordelig als de mkb-winstvrijstelling lager is. De vrijstelling verkleint het fiscale verlies dan namelijk in mindere mate. Er is dan een groter fiscaal verlies beschikbaar voor verrekening met winsten in latere jaren.
Verschuiving in budgetreserve Vamil naar MIA
De Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) en de Milieu-investeringsaftrek (MIA) bieden een belastingvoordeel bij investering in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen en technieken. Deze regelingen kunnen buiten toepassing worden gesteld als een budgetoverschrijding in zicht is. De budgetreserve van de MIA is nagenoeg uitgeput, terwijl de budgetreserve van de Vamil per eind 2023 juist is gestegen. Met deze maatregel wordt de budgetverhouding MIA-Vamil in balans gebracht. Daarmee wordt voorkomen dat ondernemers geen gebruik meer kunnen maken van de MIA.
Aanpassing kwijtscheldingswinstvrijstelling vanwege samenloop met verliesverrekeningsmaatregel
Vennootschapsbelastingplichtige lichamen kunnen een verlies dat in een bepaald jaar wordt geleden verrekenen met winsten van het voorafgaande jaar of toekomstige jaren. Voor zover de winst in een jaar meer is dan € 1 miljoen, kan slechts de helft ervan worden gebruikt om verliezen uit andere jaren te verrekenen. Over de andere helft van de jaarwinst boven € 1 miljoen is dus vennootschapsbelasting verschuldigd, ook als er nog verrekenbare verliezen uit andere jaren aanwezig zijn. Daardoor kan zich de situatie voordoen dat een (verlieslijdende) vennootschap haar openstaande verliezen niet volledig kan verrekenen met een behaalde kwijtscheldingswinst. Het gevolg is dat deze belastingplichtige belasting is verschuldigd over de kwijtscheldingswinst. De kwijtscheldingswinstvrijstelling biedt in zo’n situatie geen (volledige) oplossing, omdat die vrijstelling uitsluitend geldt voor zover de kwijtscheldingswinst groter is dan alle openstaande verliezen (dus inclusief de verliezen die in het betreffende jaar niet voor verrekening in aanmerking komen). Er wordt gewerkt aan een aanpassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling, die ziet op deze samenloop met de verliesverrekeningsregels.
Loonbelasting
Aanpassing forfait privégebruik bestelauto van de zaakWordt een (bestel)auto ter beschikking gesteld aan een werknemer, dan moet in beginsel een percentage van de catalogusprijs van die (bestel)auto tot het loon van de werknemer worden gerekend (bijtelling voor privégebruik). Bij sommige bestelauto’s kan die bijtelling onder voorwaarden worden afgekocht. De werkgever betaalt dan € 300 eindheffing per bestelauto per jaar. Sinds de invoering in 2006 is dat bedrag ongewijzigd gebleven, maar met de voorgestelde maatregel wordt het gecorrigeerd voor inflatie.
Omzetbelasting
Invoering aftrekherziening btw op onroerende investeringsdienstenEr wordt een aftrekherziening op bepaalde onroerende investeringsdiensten voorgesteld. Die herziening moet een belastingbesparing tegengaan in een bepaalde situatie waarin sprake is van kortdurende verhuur. De exacte vormgeving van deze maatregel is nog niet bekend.
Autobelastingen
Invoering nieuwe tijdelijke tariefkorting binnen motorrijtuigenbelastingEr wordt een nieuwe tijdelijke tariefkorting voor emissievrije personenauto’s binnen de motorrijtuigenbelasting geïntroduceerd. De tariefkorting bedraagt 40% tussen 2026 en 2028, 35% in 2029 en 30% in 2030. Na 2030 vervalt de tijdelijke korting. Andere emissievrije voertuigen, zoals elektrische bestelauto’s, zijn vanaf 2026 uitgezonderd van deze korting.
Afschaffing aparte bpm-tabel voor plug-in hybride personenauto’s (PHEV’s) per 2025
Per 2025 vervalt de aparte bpm-tabel voor PHEV’s en wordt de PHEV ondergebracht in de reguliere bpm-tabel.
Energiebelasting
Invoering verlaagd energiebelastingtarief waterstof en verhoging energiebelastingtarieven voor aardgasVoor waterstofverbruik en aardgasverbruik gelden momenteel dezelfde energiebelastingtarieven. Er komt een verlaagd energiebelastingtarief voor waterstof. Dit wordt bekostigd door een verhoging van de aardgastarieven.
Opmerkelijke belastingconstructies
In 2022 heeft het kabinet toegezegd jaarlijks een lijst van opmerkelijke belastingconstructies samen te stellen en als bijlage bij de Voorjaarsnota naar de Tweede Kamer te sturen. Dat is voor het eerst gebeurd bij de Voorjaarsnota 2023. De Voorjaarsnota 2024 bevat de tweede editie, waarin de stand van zaken is beschreven. Daarbij is aangekondigd dat de beoogde aanpak van diverse constructies later meer gedetailleerd wordt uitgewerkt.Wat betekenen de voorgestelde wijzigingen voor u(w organisatie)?
Een gedetailleerde uitwerking van sommige voorstellen wordt pas op een later moment verwacht. Daarnaast is het afwachten of de voorstellen uiteindelijk – en in de voorgestelde vorm – de eindstreep zullen halen. Desondanks adviseren wij u om, waar dat mogelijk is, nu al rekening te houden met de voorgestelde wijzigingen. Mocht u vragen hebben, neem dan contact op met uw BDO-adviseur.Neem contact op