HvJ EU: geen beletsel bij meldingsplicht constructies DAC6

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) oordeelde op 29 juli 2024 dat de Europese richtlijn DAC6 (Directive on Administrative Cooperation, ook bekend als Mandatory Disclosure Rules) niet in strijd is met EU-recht. Dit arrest volgt op een procedure gestart door de Belgian Association of Tax Lawyers (BATL) over de mogelijke schending van het recht op een eerlijk proces en privacy door de richtlijn. Het HvJ EU bevestigd met dit arrest de geldigheid van de richtlijn en volgt de eerdere conclusie van Advocaat-Generaal (A-G) Emiliou van 29 februari 2024. 

Achtergrond 

DAC6 verplicht intermediairs en/of belastingplichtigen in de EU bepaalde grensoverschrijdende constructies te melden bij de lokale belastingautoriteiten. BATL heeft de geldigheid van de implementatie van de DAC6-richtlijn in Belgisch nationaal recht aangevochten bij het Belgisch Grondwettelijk Hof. Volgens BATL is het doel van DAC6 om potentieel agressieve belastingplanning te bestrijden, maar dit komt niet tot uiting in de bewoordingen van de richtlijn. BATL stelt ook dat specifieke begrippen en definities in DAC6 te vaag en onduidelijk zijn en dat het beroepsgeheim onder de richtlijn moet worden uitgebreid tot alle intermediairs die gerechtigd zijn tot het beroepsgeheim volgens het nationale recht, in plaats van beperkt te blijven tot advocaten. Ondanks dat dit een Belgische zaak betreft, is dit arrest voor alle EU-lidstaten van belang. Alle EU-lidstaten hebben immers de DAC6-richtlijn overgenomen in hun nationale wet.  

Oordeel HvJ EU 

Het HvJ EU heeft met dit arrest de vragen beantwoord die door het Belgische Grondwettelijk Hof waren gesteld: 
  • Het feit dat DAC6 niet beperkt is tot de vennootschapsbelasting, maar van toepassing is op alle belastingen die binnen de werkingssfeer van de richtlijn vallen, schendt de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie niet.  
  • De begrippen in de DAC6 richtlijn zijn voldoende duidelijk en nauwkeurig. Specifiek ging het om de begrippen ‘constructie’, ‘intermediair’, ‘deelnemer’, ‘verbonden onderneming’, de verschillende ‘wezenskenmerken’, de ‘main benefit test’ en het startpunt van de 30-dagen meldingstermijn, die DAC6 gebruikt om de reikwijdte en de omvang van de meldingsplicht te bepalen. Deze begrippen zijn belangrijk bij het definiëren van de DAC6-meldingsplicht en worden vaak door EU-lidstaten anders geïnterpreteerd. Het HvJ EU was het ermee eens dat sommige begrippen breed en algemeen zijn, maar oordeelt desalniettemin dat zij voldoende nauwkeurig en duidelijk zijn om aan de meldingsplicht te kunnen voldoen.  
  • Met betrekking tot het tijdstip waarop de informatie moet worden gemeld, verwees het HvJ EU naar de conclusie van de A-G, waarin hij uitlegde dat er geen verplichting tot melden lijkt te zijn als de constructie niet bedoeld is om operationeel te worden gemaakt. Het HvJ EU oordeelde dat het risico zo veel mogelijk moet worden beperkt dat meldingsplicht moeten worden nagekomen voor constructies waarvan de implementatie onzeker blijft, hetgeen zich met name kan voordoen bij hulpintermediairs, die minder rechtstreeks betrokken zijn. 
  • De DAC6-richtlijn schendt het recht op een eerlijk proces en het recht op privacy niet, aangezien zij evenredig en gerechtvaardigd is door het doel van de bestrijding van belastingontwijking en -ontduiking. 
  • Alleen advocaten hebben recht op een vrijstelling van de verplichting om andere intermediairs te notificeren dat zij omwille van hun beroepsgeheim niet melden voor DAC6 (notificatieverplichting). Andere intermediairs met een beroepsgeheim, zoals notarissen, zijn dus niet vrijgesteld van de notificatieverplichting. 

Conclusie 

Helaas neemt het oordeel van het HvJ EU niet alle onzekerheden rondom DAC6 weg. Er zullen dus vragen blijven bestaan over specifieke onderdelen voor het bepalen van de DAC6-meldingsplicht. Interpretatieverschillen kunnen resulteren in enerzijds een verplichting om een DAC6-melding in te dienen in de lidstaat van de intermediair, maar anderzijds bijvoorbeeld niet in de lidstaat van de belastingplichtige. Wat echter wel duidelijk is, is het feit dat alleen advocaten recht hebben op een vrijstelling van de notificatieverplichting.  

Ook lijkt het beleid van de Nederlandse Belastingdienst te streng te zijn op het punt van melden van constructies waarvan niet bedoeld is om operationeel te worden gemaakt. Dat beleid zou in het licht van dit arrest mogelijk moeten worden aangepast.   

Contact