Sinds de invoering van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) per 1 januari 2020 is de hoogte van de WW-premie (hoge en lage AWf-premie) afhankelijk van de aard van de arbeidsovereenkomst. Als hoofdregel geldt dat een werkgever de lage AWf-premie is verschuldigd voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is. Wanneer niet aan de voorwaarden voor toepassing van de lage AWf-premie wordt voldaan dient, uitzonderingssituaties daargelaten, de hoge AWf-premie te worden toegepast.
Herzieningssituaties
Bij de introductie van de WAB communiceerde het kabinet dat werkgevers de lage AWf-premie in een viertal situaties met terugwerkende kracht moeten herzien. De werkgever moet alsnog de hoge premie toepassen en het verschil tussen de hoge en de lage premie afdragen als:
- de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd uiterlijk twee maanden na aanvang wordt beëindigd;
- de werknemer over een kalenderjaar meer dan 30% extra uren verloond krijgt dan contractueel voor dat jaar zijn overeengekomen;
- de werknemer binnen een jaar na aanvang van de dienstbetrekking een WW-uitkering krijgt door arbeidsurenverlies bij de werkgever;
- de werknemer opnieuw een WW-uitkering krijgt, maximaal één jaar nadat situatie 3 is opgetreden.
De eerste twee herzieningssituaties zijn inmiddels in werking getreden. Het kabinet heeft aangekondigd dat dit jaar wordt bekeken of en, zo ja, wanneer herzieningsgrond 3 en 4 in werking treden.
Herzieningssituatie 1: Dienstbetrekking eindigt uiterlijk twee maanden na aanvang
Vanaf 1 januari 2020 moet de lage AWf-premie worden herzien als de dienstbetrekking uiterlijk twee maanden na aanvang eindigt. De beëindigingsgrond is niet relevant. Ook als het initiatief tot beëindiging bij de werknemer ligt, moet de werkgever met terugwerkende kracht alsnog de hoge AWf-premie betalen.
Als een werknemer intraconcern overgaat naar een nieuwe werkgever, geldt als uitgangspunt dat de AWf-premie dus ook moet worden herzien als de dienstbetrekking met de nieuwe werknemer uiterlijk binnen twee maanden na aanvang wordt beëindigd. Het arbeidsverleden bij de oude werkgever wordt in de regel niet meegewogen. Slechts in twee situaties wordt wel aangesloten bij de datum waarop de dienstbetrekking met de oude werkgever is aangevangen:
- bij overgang van onderneming (de dienstbetrekking wordt ongewijzigd voortgezet door de nieuwe werkgever);
- bij contractovername (de nieuwe werkgever neemt de arbeidsovereenkomst ongewijzigd over).
Herzieningssituatie 2: Werknemer krijgt 30% extra uren verloond
Als de verloonde uren van een werknemer in een kalenderjaar de contractueel overeengekomen uren met meer dan 30% overschrijden, moeten werkgevers vanaf 1 januari 2022 de lage AWf-premie herzien. Beoogd was deze herzieningsgrond vanaf 1 januari 2020 in werking te laten treden, maar als gevolg van de Coronapandemie is in de jaren 2020 en 2021 deze herzieningsregel opgeschort zodat in de betreffende jaren geen enkele werkgever, in verband met meer dan 30% overwerk, met terugwerkende kracht de hoge AWf-premie hoefde te betalen.
Vanaf 1 januari 2022 moeten werkgevers de lage AWf-premie daadwerkelijk herzien als een werknemer meer dan 30% overwerkt. Herziening op basis van de 30%-herzieningssituatie is niet aan de orde bij voltijdse dienstverbanden (lees: bij een gemiddelde arbeidsomvang van minimaal 35 uur per week).
Moment van herziening
In de praktijk zien we dat onduidelijkheid bestaat over de vraag op welk moment in het jaar de 30%-herzieningssituatie mag c.q. moet worden toegepast. In het kennisdocument premiedifferentiatie WW en het handboek loonheffingen is een passage opgenomen die de indruk kan wekken dat de herzieningsberekening na afloop van het kalenderjaar moet worden gemaakt.
Op basis van wet- en regelgeving is het uitgangspunt echter dat de lage AWf-premie moet worden herzien zodra de werkgever constateert dat herziening noodzakelijk is. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het voor een werkgever al gedurende het jaar duidelijk wordt dat moet worden herzien naar de hoge AWf-premie. Bovendien kunnen zich situaties voordoen waarbij het niet voor de hand ligt om de herziening pas na afloop van het jaar te verwerken. Dit is bijvoorbeeld het geval als:
- een werknemer in de loop van het jaar uit dienst treedt en meer dan 30% extra uren verloond heeft gekregen;
- een werkgever halverwege het jaar failliet gaat of zijn onderneming staakt;
- een werkgever in januari zodanig veel overuren heeft uitbetaald, dat de 30%-grens al aan het begin van het jaar wordt overschreden.
Indien een werkgever dus constateert dat herzieningssituatie 2 van toepassing is, dan zal hij in beginsel de hoogte van de AWf-premie moeten herstellen door het indienen van een correctiebericht. Desgewenst kan een werkgever ook gebruik maken van de goedkeuring van de Belastingdienst dat werkgevers pas na afloop van het kalenderjaar hoeven te beoordelen of de 30%-herzieningssituatie van toepassing is en daarmee pas na afloop van het kalenderjaar de toegepaste AWf-premie hoeven te herzien.
Twijfelt u of herziening noodzakelijk is? Neem dan contact op met uw contactpersoon binnen BDO of één van onze loonheffingenspecialisten. Zij helpen u graag.
Blijf op de hoogte
Blijft u graag op de hoogte van de actualiteiten op het gebied van loonheffingen, sociale zekerheid en arbeidsrecht? Lees meer over de aandachtspunten voor de afsluiting van 2022 en de verwachte wijzigingen in wet- en regelgeving voor 2023 en volgende jaren in onze servicebrief lonen.