Hof oordeelt over btw pre pro rata methode

Het hof Amsterdam heeft een opmerkelijke uitspraak gedaan over de pre pro rata methode. In dit artikel nemen wij u mee in de pre pro rata, de uitspraak van het Hof en de gevolgen voor de praktijk. 

Pre pro rata 

Als een organisatie onbelaste gelden ontvangt en/of niet-economische activiteiten verricht, leidt dit veelal tot een beperking van het recht op aftrek van btw op kosten. We zien dit veel bij maatschappelijke organisaties, zoals brancheorganisaties, goede doeleninstellingen en culturele organisaties, maar het speelt ook bijvoorbeeld bij holdingmaatschappijen.  
 
Die aftrekbeperking houdt in dat de btw op kosten die direct toerekenbaar zijn aan de niet-economische activiteiten, niet aftrekbaar is. Daarnaast dient voor de btw op algemene kosten een zogenoemde ‘pro rata’ en ‘pre pro rata’ berekend te worden. De pro rata is de verhouding tussen de belaste en vrijgestelde activiteiten van een onderneming. De regels voor de berekening van de pro rata zijn vastgelegd in de wet. De pre pro rata is de verhouding tussen economische (belaste en vrijgestelde) en zelfstandige niet-economische prestaties. Hoe deze verhouding berekend moet worden, is al jaren een grijs gebied. De wet- en regelgeving geeft hierover geen duidelijkheid. Hof Amsterdam heeft nu in een uitspraak haar visie gegeven. 

Het hof Amsterdam 

De zaak gaat over de nationale bibliotheek. Zij verricht zowel btw-belaste (o.a. uitleen en verkoop literatuur) als niet-economische prestaties (de nationale bibliotheekcollectie zichtbaar, bruikbaar en houdbaar maken). De totale ontvangsten van belanghebbende bestaan grotendeels uit subsidies voor de niet-economische activiteiten. Belanghebbende is van mening dat zij recht heeft op volledige aftrek van de voorbelasting (net als lokale bibliotheken) of subsidiair op basis van een pre pro rata. Die had zij berekend op basis van de taken van personeelsleden (‘fte’), gebaseerd op achteraf gehouden interviews met leidinggevenden.  

De pre pro rata die belanghebbende aandraagt, berust volgens het Hof niet op objectief en nauwkeurig vast te stellen en te controleren gegevens. Vervolgens meent het Hof dat als een verdeling op basis van werkelijk gebruik niet objectief en nauwkeurig mogelijk is, moet worden teruggevallen op een verdeling op basis van ontvangsten (inclusief Rijksbijdragen) enerzijds en opbrengsten van tegen vergoeding verrichte prestaties anderzijds.  
 
Volgens het Hof weerspiegelt deze pre pro rata de werkelijke toerekening van de kosten van de goederen en diensten het beste. De pre pro rata is daarmee volgens het Hof slechts 0,8% in 2019 en 1,1% in 2020. Dit in tegenstelling tot de berekening van belanghebbende, welke neerkwam op 88% (en het percentage van 45% volgens de rechtbank in deze zaak).  

Visie van BDO 

Naar de mening van BDO benoemt het Hof in deze uitspraak een niet-bestaande regel: wanneer een verdeling op basis van werkelijk gebruik niet mogelijk is, moet worden teruggevallen op een verdeling op basis van ontvangsten (inclusief Rijksbijdragen) enerzijds en opbrengsten van tegen vergoeding verrichte prestaties anderzijds. Zoals door het Hof van Justitie en de Hoge Raad aangegeven, is zowel in de Nederlandse wet als in de Europese Btw-richtlijn geen regeling opgenomen voor de berekening van de pre pro rata.  

De wettelijke regels voor de berekening van de pro rata gelden niet voor de pre pro rata. Dat de omzetverhouding voor de pre pro rata zou kunnen worden gebruikt is zeker niet uitgesloten. Echter, het Hof hanteert dit naar onze mening ten onrechte als hoofdregel als een toerekening op basis van andere gegevens niet mogelijk lijkt. In het Besluit aftrek van omzetbelasting staat enkel dat de verdeelsleutel op basis van objectieve factoren moet worden vastgesteld en afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Daarbij worden een aantal voorbeelden genoemd, maar ook daaruit blijkt de regel van het Hof niet. In deze casus van de nationale bibliotheek lijkt het toepassen van een pre pro rata op basis van omzetverhoudingen niet unfair.  

Maar wij menen wel dat het Hof in deze casus tot te lage percentages is gekomen, door helemaal geen rekening te houden met de goedkeuring die voor lokale bibliotheken geldt en door geen onderscheid te maken tussen de geoormerkte en niet-geoormerkte Rijksbijdragen.    

Er is cassatie ingesteld bij de Hoge Raad tegen deze uitspraak. Wij kijken uit naar de uitspraak van de Hoge Raad. 

Gevolgen voor de praktijk 

Deze uitspraak heeft mogelijk gevolgen voor ondernemingen die niet-economische activiteiten verrichten en/of onbelaste gelden ontvangen. In de praktijk merken wij dat de Belastingdienst al standpunten inneemt in lijn met of op basis van deze Hofuitspraak. Vaak is dat niet terecht. Er dient namelijk eerst te worden vastgesteld of daadwerkelijk sprake is van zelfstandige niet-economische activiteiten. Als er alleen niet-economische activiteiten zijn die niet zelfstandig zijn (maar nauw verbonden zijn met de economische activiteiten), dan is er geen plaats voor een pre pro rata.  

Toch zien wij dat ook in die gevallen de Belastingdienst een pre pro rata wil hanteren. Krijgt uw organisatie hiermee te maken, dan denken wij uiteraard graag met u mee over de berekening van de eventuele pre pro rata en zijn wij graag behulpzaam bij een eventuele afstemming met de Belastingdienst.  

Workshop BDO – Berekenen (pre) pro rata voor maatschappelijke organisaties 

Op donderdag 28 november 2024 verzorgen wij de online workshop ‘Berekenen btw (pre) pro rata voor maatschappelijke organisaties’. In deze workshop geven wij u op praktische wijze inzicht in de regels, kaders en mogelijkheden van de aftrek van btw op kosten voor maatschappelijke organisaties. Hier leest u meer over de onderwerpen die aan bod komen tijdens de workshop. 

Bent u erbij? Aanmelden kan via onderstaande button: 

Aanmelden