De anti-winstdrainagemaatregel in de vennootschapsbelasting is niet in strijd met het EU-recht. Dat zegt de advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie. De toekomst van deze maatregel blijft daarmee nog even onzeker.
Winstdrainageconstructies
Constructies waarmee de Nederlandse vennootschapsbelastingrondslag wordt uitgehold, worden bestreden met de anti-winstdrainagemaatregel in de vennootschapsbelasting. Zo’n constructie ziet er bijvoorbeeld als volgt uit: een buitenlands concernlichaam leent geld uit aan een Nederlandse vennootschap (de schuld). De Nederlandse vennootschap koopt met het geleende geld een belang van minimaal een derde gedeelte in een andere vennootschap (de rechtshandeling). De anti-winstdrainagemaatregel verbiedt in dit geval als hoofdregel dat de Nederlandse vennootschap (schuldenaar) de rente op deze schuld ten laste brengt van de fiscale winst. De schuldenaar wordt wel in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren. De tegenbewijsregeling komt er in de kern op neer dat de rente toch aftrekbaar is als de belastingplichtige de zakelijkheid van de schuld en de rechtshandeling aannemelijk maakt. De schuldenaar kan ook succesvol tegenbewijs leveren door aannemelijk te maken dat de rentebate bij het buitenlandse concernlichaam (schuldeiser) voldoende wordt belast (‘compenserende heffing’), tenzij de inspecteur bepaald tegenbewijs levert. Het is in een zuiver binnenlandse situatie vaak eenvoudiger om deze ‘compenserende heffing’ aannemelijk te maken dan in een grensoverschrijdende situatie. Het is de vraag of dat onderscheid is toegestaan op grond van het Europese recht.
Onduidelijkheid
Enkele jaren geleden moest het Europese Hof van Justitie een oordeel vellen over de vraag of een Zweedse renteaftrekbeperking in strijd was met het Europese recht. Ook die regeling beoogt winstdrainage te bestrijden en vertoont enige overeenkomsten met de Nederlandse anti-winstdrainagemaatregel. Het Hof kwam tot het oordeel dat de Zweedse renteaftrekbeperking niet in overeenstemming was met het Europese recht. Sinds dat arrest heerst er in Nederland onduidelijkheid over de vraag of de Nederlandse anti-winstdrainagemaatregel volledig in overeenstemming is met het Europese recht.
Conclusie A-G
Om een einde te maken aan deze onzekerheid heeft de Hoge Raad in het najaar van 2022 (prejudiciële) vragen gesteld aan het Hof. Op 14 maart 2024 heeft advocaat-generaal Emiliou (A-G) een conclusie uitgebracht in die zaak. Volgens de A-G is kort gezegd de Nederlandse anti-winstdrainagemaatregel wél in overeenstemming met het Europese recht.
Hoe nu verder?
Een conclusie van de A-G is geen eindstation. Het is namelijk de vraag of het Hof op dezelfde lijn zit als de A-G en het advies opvolgt. Als het Hof oordeelt dat de Nederlandse anti-winstdrainagemaatregel niet in overeenstemming is met het Europese recht, maakt de ene onduidelijkheid plaats voor de andere. De vraag is dan namelijk hoe Nederland met de uitspraak moet omgaan. Diverse scenario’s zijn denkbaar. De kern van deze scenario’s zal steeds op hetzelfde neerkomen: het zodanig aanpassen van de anti-winstdrainagemaatregel dat grensoverschrijdende situaties niet slechter worden behandeld dan puur nationale situaties. Als het Hof het advies van de A-G wel opvolgt, is er voor de Nederlandse wetgever geen aanleiding om de anti-winstdrainagemaatregel aan te passen. Kortom: de toekomst van de Nederlandse anti-winstdrainagemaatregel blijft nog even onzeker.
Wilt u meer informatie?
Wilt u weten hoe de ontwikkelingen op het gebied van de anti-winstdrainagemaatregel van invloed kunnen zijn op uw situatie? Wij kijken graag met u mee.
Neem contact op via ons formulier of direct via uw BDO-contactpersoon.